Volwassen essenprachtkever (Agrilus planipennis). Foto van de zijkant. (Foto: Sam Droege, Wikimedia Commons, 2016)

Essenprachtkever

De essenprachtkever (Agrilus planipennis)komt nog niet voor in de EU, maar is wel aangewezen als quarantaine- en prioriteits-organisme. Dit betekent dat introductie en vestiging van de soort grote nadelige gevolgen zal hebben. Zo zal de gewone es waarschijnlijk grotendeels verdwijnen uit Nederland bij vestiging van de essenprachtkever. Het voorkomen van introductie en vestiging is daarom van groot belang.

Hoe herken ik de essenprachtkever?

Ei

De eieren zijn ovaal van vorm, 1-1,2 mm lang en 0,3-0,6 mm breed. Jonge eieren zijn lichtgeel en ze kleuren bruin/bruingelig naarmate ze ouder worden.

Larve

Jonge larven zijn circa 0,5 mm lang; volwassen larven zijn 30-36 mm lang. Larven hebben een crèmewit lichaam met een (licht) bruine kop. De kleine kop is teruggetrokken in de rest van het lichaam, waardoor alleen de bruine kaken goed zichtbaar zijn. De buik is gesegmenteerd in klokvormige leden. Aan het achtereind hebben de larven twee korte, bruine stekels.

Pop

Poppen zijn 10-17 mm lang en 4-5,5 mm breed en hebben grote, ovale ogen. Pasgevormde poppen zijn crèmewit en tijdens de ontwikkeling kleuren ze groen doordat de volwassen kever zichtbaar wordt door de pophuid heen. De antennen, vleugels en pootjes liggen los tegen het lichaam aan.

Volwassen kever

De volwassen kevers zijn 8-15 mm lang met een smal, langwerpig lichaam en stompe kop met grote ogen. Ze hebben een goudgroene tot blauwgroene glanzende metaalkleur (metallic). Onder de dekschilden en vleugels heeft het achterlijf een goudgroene, paarsrode of koperbruine metaalkleur. De antennes (de voelsprieten op de kop) is getand.

Bij identificatie kan gemakkelijk verwarring ontstaan met andere, inheemse prachtkeversoorten (zoals de Agrilus spp.), aangezien de verschillende soorten zeer moeilijk van elkaar te onderscheiden zijn. Alle soorten Agrilus kevers veroorzaken D-vormige uitvlieggaten in de bast. In de soortzoeker Prachtkevers van Nederland van Naturalis worden de verschillen tussen de essenprachtkever en andere prachtkevers weergegeven. Wanneer een kever aangetroffen wordt die op de essenprachtkever lijkt, dient altijd een expert geraadpleegd te worden.

De keverlarven zijn te onderscheiden van rupsen doordat rupsen acht groepen streepjes (haakjes) hebben aan de onderkant van de buikpoten; keverlarven hebben dit niet. Opvallend is de segmentatie van het lichaam de larven van de essenprachtkever en het typische slingerende vraatpatroon in de cambiale zone van es net onder de bast. De gangen nemen in diameter toe naarmate de larven groeien. Keverpoppen verschillen van vlinderpoppen doordat bij vlinderpoppen de antennen, poten en vleugels vergroeid zijn met het lijf; bij kevers liggen deze los tegen het lijf.

Klik op de afbeeldingen om ze te vergroten.

Herkomst – Waar komt de essenprachtkever vandaan?

Oorspronkelijk komt de essenprachtkever voor in Noordoost-China, het Koreaanse schiereiland (Noord- en Zuid-Korea) en het Russische Verre Oosten. Verder zou de soort inheems zijn in Japan, Mongolië en Taiwan, maar in deze landen is de aanwezigheid van de soort niet bevestigd.

Verspreiding – Waar komt de essenprachtkever voor?

In 2002 werd de essenprachtkever voor het eerst waargenomen in Noord-Amerika. Inmiddels komt de soort in minstens 35 staten van de VS en vijf provincies in Canada voor. In 2007 werd de soort gerapporteerd in de regio rondom Moskou. Sindsdien heeft de essenprachtkever zich verspreid naar minstens zestien regio’s in het Europese deel van Rusland en Oekraïne. Sinds 2020 is de essenprachtkever ook in Sint Petersburg vastgesteld. In de EU is de soort (nog) niet vastgesteld.

Risico’s - Wat zijn de problemen?

De verwachting is dat introductie en vestiging van essenprachtkever grote nadelige gevolgen zal hebben. De soort kan op verschillende waardplanten voorkomen, maar geeft de voorkeur aan essen, waaronder de gewone es (Fraxinus excelsior), een boomsoort die veel voorkomt in Nederland.

Afhankelijk van de grootte van de boom en het aantal larven van de essenprachtkever, sterven aangetaste bomen meestal binnen vijf tot zeven jaar na de aanvankelijke besmetting. Bij zware besmettingen, verzwakte bomen of kleine bomen kan echter al binnen één tot twee jaar boomsterfte optreden. Grootschalige uitbraken kunnen gehele opstanden aantasten en laten sterven. Veel essen in Nederland zijn verzwakt door de essentaksterfte waardoor deze extra gevoelig zijn voor aantasting door essenprachtkevers.

De verwachting is zelfs dat het geslacht Fraxinus (es) grotendeels zal verdwijnen uit Nederland bij introductie van de essenprachtkever. Dit geldt niet alleen voor essen in het bos, maar ook in stedelijke omgevingen waar veel essen voorkomen.

Het verdwijnen van de es zal op zijn beurt verregaande gevolgen hebben voor het (bos)ecosysteem. Denk hierbij aan veranderingen in boomsoortsamenstelling en afnames in biodiversiteit. Dieren die afhankelijk zijn van essen zullen naar verwachting ook achteruitgaan, of mogelijk zelfs verdwijnen. Bovendien is de kans aanwezig dat bossen die aangetast zijn door de essenprachtkever door meer invasieve plantensoorten overgenomen zullen worden.

Naast de ecologische gevolgen, zal de vestiging van essenprachtkever ook grote economische gevolgen hebben. Denk hierbij aan de kosten voor bestrijding van de invasieve keversoort, maar ook de kosten voor het omvormen en herplanten van (aangetaste) essenbossen en het verlies van de es als houtboomsoort.

Preventie - Hoe voorkom je verdere verspreiding?

Om de introductie en vestiging van de soort te voorkomen, gelden in de EU strenge regels voor de import van waardplanten van de essenprachtkever. Voor meer info, zie de kop ‘Wet- & Regelgeving – Welke regels en protocollen zijn van toepassing?’.

Waarschijnlijker is het dat de essenprachtkever zich op natuurlijke wijze vanuit Oost-Europa verder verspreidt. Het is lastig om deze wijze van verspreiding te voorkomen, aangezien de kans op tijdige detectie klein is, zelfs bij jaarlijkse metingen. Verder kan de kever ‘meeliften’ op of in voertuigen en zelfs verspreid worden via recreanten en toeristen. Deze vorm van verspreiding is niet te monitoren of beheersen.

Beheersing en bestrijding – Welke methoden zijn er?

Bij detectie in een vroeg stadium (één generatie oud) kan een uitroeiingspoging worden uitgevoerd. Wanneer uitroeiing van essenprachtkever niet haalbaar is (bijvoorbeeld bij een wijdverspreide populatie), of wanneer de uitroeiingspoging niet succesvol was, moet overgegaan worden op beheersing van de soort.

Een uitroeiingspoging vereist een grootschalige kaalkap van alle mogelijke waardplanten. De schaal van de uit te voeren kaalkap wordt momenteel in Europees verband vastgesteld. Waarschijnlijk gaat het om een kaalkap met een straal van minimaal 100 meter rondom de besmette boom.

In de VS worden drie soorten sluipwespen gebruikt als biologische bestrijding van de essenprachtkever. Het gaat hierbij om de eiparasitoïde Oobius agrili en de twee larvenparasitoïden Tetrastichus planipennisienSpathius agrili. Van alle drie de soorten werd in laboratoriumtesten vastgesteld dat zij een minimale impact hadden op niet-doelsoorten. Maar de effectiviteit van deze biologische bestrijders is nog niet vastgesteld. Verder is er ook onderzoek gedaan naar de schimmel Beauveria bassiana.

In een broeikasomgeving bleek de schimmel middelmatig effectief tegen volwassen essenprachtkevers. In veldtesten, waarbij de schimmel direct op de stam van essen werd gesproeid voordat de volwassen kevers tevoorschijn kwamen, werd een hogere effectiviteit bereikt. De onderzoekers concludeerden dat de schimmel Beauveria bassiana potentie had als biologische bestrijder van essenprachtkever. Over de ecologische impact van de vier hiervoor beschreven biologische bestrijders op Europese niet-doelsoorten is niets bekend.

Wet & Regelgeving - Welke regels en protocollen zijn van toepassing?

Essenprachtkever (Agrilus planipennis) staat niet op de Unie-lijst van zorgwekkende invasieve uitheemsesoorten. Wel is de soort door de EU aangemerkt als een quarantaine-organisme (Q-organisme). Quarantaine-organismen zijn ziekten en plagen die niet, of zeer beperkt verspreid, voorkomen in de EU. Er gelden regels om introductie en vestiging dan wel verdere verspreiding van deze soorten te voorkomen.

Een kleine groep quarantaine-organismen, waaronder de essenprachtkever, heeft de status van prioriteitsorganisme. Vestiging of verspreiding van deze soorten kan leiden tot ernstige schade en grote nadelige gevolgen voor natuur, voedselvoorziening en werkgelegenheid. EU-lidstaten zijn verplicht extra maatregelen te nemen om vestiging van prioriteitsorganismen te voorkomen. Voor het geval dat een prioriteitsorganisme wordt aangetroffen in een EU-lidstaat, ligt er voor elke soort een gedetailleerd plan klaar met verplichte uitroeiingsmaatregelen. Momenteel (voorjaar-zomer 2023) is de EU bezig met een verordening over welke maatregelen genomen moeten worden wanneer de essenprachtkever in een EU-lidstaat wordt aangetroffen.

Om introductie en vestiging van de soort te voorkomen, gelden er strenge importregels voor planten, plantendelen en producten gemaakt van waardplanten van de essenprachtkever. In de tabel hieronder staan de belangrijkste maatregelen per productcategorie. De importregels hebben betrekking op de volgende waardplantensoorten: Sneeuwvlokkenboom (Chionanthus virginicus L.), alle essensoorten (Fraxinus L.), Japanse walnoot (Juglans ailantifolia Carr.), Mandsjoerijse walnoot (Juglans mandshurica Maxim.), David-iep (Ulmus davidiana Planch.) en Japanse vleugelnoot (Pterocarya rhoifolia Siebold & Zucc.). De importregels gelden voor de volgende landen: Belarus, Canada, China, Japan, Mongolië, Noord-Korea, Oekraïne, Rusland, Taiwan, Verenigde Staten en Zuid-Korea.

De complete importregels zijn te vinden in de Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2285. Hieronder staat een kort overzicht van de belangrijkste regels.

Productcategorie
Maatregel
  • Planten, met uitzondering van vruchten en zaden
  • Hout in de vorm van plakjes, spanen, kleine stukjes, zaagsel, schaafsel, resten en afval
  • Bast, zonder andere delen, en voorwerpen gemaakt van bast

De planten/het hout/de bast moeten afkomstig zijn uit een gebied waarvan bekend is dat het vrij is van essenprachtkever (Agrilus planipennis Fairmaire) en dat zich voor zover bekend op minstens 100 km bevindt van het dichtstbijzijnde gebied waar de aanwezigheid van essenprachtkever
officieel is bevestigd.
  • Hout, met uitzondering van hout in de vorm van plakjes, spanen, kleine stukjes, zaagsel, schaafsel, resten en afval en houten verpakkingsmateriaal

Het hout moet afkomstig zijn uit een gebied waarvan bekend is dat het vrij is van essenprachtkever (Agrilus planipennis Fairmaire) en dat zich voor zover bekend op minstens 100 km bevindt van het dichtstbijzijnde gebied waar de aanwezigheid van essenprachtkever officieel is bevestigd,

óf

de bast en ten minste 2,5 cm van het buitenste deel van het spinthout moeten zijn verwijderd,

óf

het hout moet een ioniserende straling hebben ondergaan met een minimale geabsorbeerde stralingsdosis van 1 kGy in het gehele hout.

  • Houten verpakkingsmateriaal

Waar vind ik meer informatie?