Dijkviltbraam

Dijkviltbraam is een invasieve bramensoort die inmiddels een van de algemeenste bramensoorten is in Nederland. De soort vormt ondoordringbare bramenkoepels die andere planten verdringen en successie kan verhinderen. Bovendien zijn deze soortenarme braamstruwelen niet aantrekkelijk voor broedvogels. Mogelijk kan ook hybridisatie optreden met inheemse bramensoorten, maar daar is nog weinig over bekend. Eenmaal gevestigd blijkt dijkviltbraam vrijwel niet te bestrijden, behalve tegen hoge kosten en beheerinspanningen.

Hoe herken ik de dijkviltbraam?

Dijkviltbraam (Rubus armeniacus) is een meerjarige, houtige struik. De soort kan tot circa 3 m hoge struwelen vormen, als er voldoende ruimte is. Daarnaast vormt dijkviltbraam een uitgebreid, zijwaarts uitbreidend wortelstokstelsel dat wortelkronen ofwel burls vormt. Elk jaar ontspringen nieuwe loten vanuit deze wortelkronen die twee jaar leven. De gegroefde stengels worden tot 25 mm dik. Jonge stengels beginnen glanzend groen van kleur, maar verkleuren in de zon uiteindelijk rood. Op de stengels staan 6 tot 11 mm lange, licht gebogen stekels. Net als de stengels verkleuren ook de stekels wijnrood. Per 5 cm stengels staan er 5 tot 10 stekels.

De gezaagde, vijftallige bladeren zijn gras- of donkergroen van kleur. Aan de bovenkant zijn de bladeren kaal tot licht behaard, de onderkant is (grijs)wit viltig. Vaak staan de bladeren een beetje bol. Het topblaadje heeft een brede, vaak hartvormige voet en een (omgekeerd) eironde tot elliptische vorm. Bovenaan versmalt het topblad tot een 5 tot 12 mm lange topspits. De piramidaal vertakte bloeiwijze is stomp van boven. Op de hoofdas staan 5 tot 10 licht gebogen, rode stekels van 7 à 8 mm lang. De bloemen zijn 15 tot 20 mm groot en wit tot roze van kleur. In eind juni en juli vindt de hoofdbloei plaats, maar nabloei kan voorkomen tot in november.

Bij identificatie van dijkviltbraam kan heel gemakkelijk verwarring optreden met andere, inheemse, niet woekerende bramensoorten, bijvoorbeeld met een van de andere soorten viltbraam. Hieronder bevinden zich ook zeldzame soorten. Gedetailleerde beschrijvingen van in Nederland voorkomende bramensoorten zijn hier te vinden. Identificatie van bramen is voor een belangrijk deel specialistenwerk.

Klik op de afbeeldingen om ze te vergroten.

Herkomst – Waar komt de dijkviltbraam vandaan?

Het is niet geheel duidelijk waar de herkomst van dijkviltbraam ligt. In de literatuur wordt er vaak vanuit gegaan dat de soort uit de Kaukasusregio komt, maar recentelijk is hier twijfel over ontstaan.

Rond 1860 is dijkviltbraam ingevoerd in Europa voor de kleinfruitteelt. De soort wordt nog steeds als fruitgewas aangeboden in tuincentra, onder ander onder de cultivarnamen ‘Theodoor Reimers’, ‘Himalaya’ en ‘Black Diamond’. In de Nederlandse commerciële bramenteelt speelt dijkviltbraam slechte een kleine rol. Ook werd én wordt de soort in volkstuinen geteeld. Deze volkstuinen liggen soms één of meerdere jaren braak, als gevolg van veranderingen in gebruikers. Dit biedt dijkviltbraam de kans om te verwilderen en zich vervolgens verder te verspreiden, ook buiten volkstuinen.

Verspreiding – Waar komt de dijkviltbraam voor?

In West- en Midden-Europa is de soort op grote schaal verwilderd. Ook in Nederland is dijkviltbraam wijdverspreid en is hij inmiddels een van de algemeenste bramensoorten. De soort breidt zich in de afgelopen jaren sterk uit, ook op de hogere zandgronden. Deze ‘versnelde’ verspreiding kan (gedeeltelijk) het gevolg zijn van betere herkenning van de soort na het verschijnen van de publicatie Naamlijst en verspreidingsgegevens van de Nederlandse bramen (Rubus L. subgenus Rubus).

De plant is op veel verschillende standplaatsen te vinden. In kleigebieden komt de dijkviltbraam voor op dijken, in uiterwaarden van de grote rivieren, in rivierbegeleidende bossen, polderbossen en op (extensief) begraasde graslanden, bijvoorbeeld in afgesloten zeearmen. Daarnaast wordt de soort veel aangetroffen langs spoor- en snelwegen, in (verlaten) volkstuinen en op industrieterreinen. Ook duikt de dijkviltbraam steeds vaker op in parken, gemeenteplantsoenen en in heggen en houtwallen in het agrarisch landschap. In andere delen van de wereld komt de soort ook veel voor in moerasgebieden.

De soort stelt weinig eisen aan de bodem, al geeft het de voorkeur aan vochthoudende, goed gedraineerde, voedselrijke standplaatsen. Dijkviltbraam heeft een voorkeur voor zwak-zure tot neutrale standplaatsen (pH 5 – 6,5), maar groeit ook op meer basische plekken. In tegenstelling tot andere bramensoorten is dijkviltbraam tolerant voor periodieke overstroming, zowel door zoet als door brak water. Bovendien is de soort goed aangepast aan het koloniseren van recentelijk verbrandde locaties. Dijkviltbraam is wel weinig schaduwtolerant.

Verspreidingskaart Dijkviltbraam
Verspreidingskaart Dijkviltbraam

Risico’s - Wat zijn de problemen?

Dijkviltbraam is een snelle groeier die zich onder veel omstandigheden kan uitbreiden dankzij het efficiënte gebruik van water en nutriënten. Dit maakt de soort bijzonder concurrentiekrachtig. De dijkviltbraam vormt ondoordringbare bramenkoepels en concurreert andere (inheemse) planten weg waardoor zeer soortenarme gebieden ontstaan. Kwetsbare en zeldzame plantensoorten kunnen zo zelfs verdwijnen. De vestiging van andere planten en bomen, vooral van lichtbehoevende soorten, is vrijwel onmogelijk onder de dichte bramenkoepels. Dit kan successie langdurig verhinderen. In het westen van de VS is ook hybridisatie van de dijkviltbraam met inheemse bramensoorten waargenomen. Dit is in Nederland niet uitgesloten, maar hier is (nog) geen onderzoek naar gedaan.

Door de monotone structuur van de bramenkoepels zijn gebieden die gedomineerd worden door dijkviltbraam ook minder aantrekkelijk voor vogels. In deze gebieden komen daarom ook minder broedvogelsoorten voor dan in gebieden die niet gedomineerd worden door dijkviltbraam. Met zijn opvallende bloei trekt de soort veel bestuivers aan, vaak meer dan inheemse plantensoorten. Uit onderzoek blijkt dit geen negatief effect te hebben op de bestuiving van andere soorten die in de buurt groeien. In sommige gevallen hadden de aantrekkelijke bloemen van dijkviltbraam zelfs een positief effect op het aantal bestuivers. Naast de ecologische schade kan de dijkviltbraam ook praktische problemen opleveren. Zo kunnen de uitgebreide bramenkoepels toegangswegen en vee- en wandelpaden dichtgroeien, waardoor de toegankelijkheid van gebieden afneemt.

Preventie - Hoe voorkom je verdere verspreiding?

Het voorkomen van verdere verspreiding is erg lastig. De soort kan relatief gemakkelijk nieuwe standplaatsen bereiken dankzij de hoge zaadproductie en de langeafstandsverspreiding door vogels en zoogdieren die de bramen eten. Bovendien vormt de dijkviltbraam een zaadbank, waardoor de soort op plaatsen met wisselende omstandigheden in staat is een gunstige periode af te wachten. De soort kan zich ook vegetatief vermeerderen, ondergronds via wortelstokken, of bovengronds via wortelende bladloten. Daarnaast is de soort nog steeds volop verkrijgbaar in de handel en kan dus verdere verspreiding ook optreden via verwildering. Bij de aanleg van voedselbossen, een toenemende trend, zou dijkviltbraam zo maar aangeplant kunnen worden doordat ze zo gemakkelijk verkrijgbaar is in de handel. Vanuit voedselbossen zou een nieuwe bron van besmettingen kunnen ontstaan.

Dijkviltbraam is moeilijk te herkennen en makkelijk te verwarren met andere bramensoorten. Dit speelt met name in gebieden waar bramen van nature voorkomen. In dit soort landschappen kan dijkviltbraam zich vaak vestigen zonder dat een beheerder dit doorheeft. Om verdere verspreiding te voorkomen is het belangrijk dat er meer aandacht komt voor de problemen die de soort kan veroorzaken. Juist door vroegtijdig signaleren, gevolgd door onmiddellijk bestrijden, kunnen verdere verspreiding en problemen voorkomen worden.

Beheersing en bestrijding – Welke methoden zijn er?

Volledige uitroeiing van dijkviltbraam in Nederland is praktisch gezien kansloos, kijkend naar hoe stevig de soort zich inmiddels heeft weten te vestigen. Lokale bestrijding en indamming van bestaande haarden om verdere verspreiding te voorkomen, is wel mogelijk. Bestrijding van dijkviltbraam is echter bijzonder moeizaam. Zodra de soort zich eenmaal gevestigd heeft, zelfs op kleine schaal, is bestrijding een lang en duur proces. Dit benadrukt het belang van vroegtijdige signalering en het onmiddellijk bestrijden van nieuwe standplaatsen.

Intensieve begrazing met geiten en intensief maaibeheer zijn de meest effectieve maatregelen voor de Nederlandse situatie. Geiten eten vooral jonge bladeren en scheuten (de best-verterende delen). Het is dan ook aan te raden om voorafgaand aan de begrazing het braamstruweel eerst te maaien of klepelen. Alleen begrazen is echter vaak onvoldoende om dijkviltbraam te beheersen. Zonder aanvullend beheer blijven struwelen zich in veel gevallen uitbreiden. Bij een combinatie van drukbegrazing gevolgd door maaien houdt het positieve effect langer aan. Maar zelfs dan blijft de soort langere tijd aanwezig, zij het in lage bedekkingen. Ook beschaduwing is een mogelijk effectieve maatregel om dijkviltbraam te onderdrukken, met name in bossen. Als de soort dominant is in de ondergroei, zal de dijkviltbraam waarschijnlijk niet geheel verdwijnen door plaatselijke beschaduwing. Het handmatig uitgraven van ondergrondse delen kan effectief zijn, maar is zeer arbeidsintensief. Machinaal uitgraven, bijvoorbeeld met een kraan of bulldozer, is vaak te onzorgvuldig. De kans is groot dat er wortelfragmenten achterblijven of zelfs verder verspreid worden. Bovendien veroorzaakt machinaal uitgraven een sterke bodemverstoring, wat kan leiden tot kieming van dijkviltbraam vanuit de zaadbank. Voor de beheersing van dijkviltbraam in de lage begroeiing naast de struwelen dient de vegetatie kort gehouden te worden om verspreiding via wortelopslag of de worteling van bovengrondse bladloten te voorkomen. Maaien (tot in het struweel) is hiervoor de aangewezen methode. Nieuwe bestrijdingsmethoden die ontwikkeld zijn voor de bestrijding van Aziatische duizendknopen, zoals stomen en bevriezen, zouden mogelijk ook voor dijkviltbraam kunnen werken, maar hier is nog geen onderzoek naar gedaan.

Verwarring met inheemse (en soms zeldzame) bramensoorten vormt een belangrijk aandachtspunt. Het bestrijden van dijkviltbraam mag niet ten koste gaan van (zeldzame) inheemse bramensoorten.

Wet & Regelgeving - Welke regels en protocollen zijn van toepassing?

Dijkviltbraam (Rubus armeniacus) staat niet op de Unie-lijst van zorgwekkende invasieve uitheemse soorten. Dit betekent dat er geen wettelijke plicht is om de soort te bestrijden. Dit neemt echter niet weg dat sommige terreinbeheerders al wel bezig zijn met het nemen van maatregelen om schade en overlast zoveel mogelijk te beperken.

Waar vind ik meer informatie?

Leadfoto: Shutterstock

Gepubliceerd 21 februari 2024